Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the foreskin	de voorhuid
	to foresee (long form)	te voorzien
	at the weekend	in het weekend
	resigns	neemt ontslag
	to resign	ontslag nemen
	the scene	het tafereel
	tea with sugar	thee met suiker
	She plays the piano.	Zij speelt piano.
	to regret	spijt hebben van
	My bucket is full.	Mijn emmer is vol.
	the fang	de giftand
	the settlement	de schikking
	the suspect	de verdachte
	the training	de opleiding
	The sheep is white.	Het schaap is wit.
	the production	de productie
	She wears glasses.	Zij draagt een bril.
	the remaining time	de overige tijd
	car park	parkeerplaats
	but of a swan	maar van een zwaan