"my" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	My name is Peter.	Mijn naam is Petrus.
	I stir my own tea.	Ik roer mijn eigen thee.
	Come here, my darling.	Kom hier, mijn liefje.
	I fastened my belt.	Ik gespte mijn riem vast.
	My child has a cough.	Mijn kind moet hoesten.
	He grabbed me by the collar.	Hij greep me bij mijn kraag.
	My dog has fleas.	Mijn hond heeft vlooien.
	My sister feels fine.	Mijn zusje voelt zich prima.
	I tie my sweater around my waist.	Ik knoop mijn trui om mijn middel.
	I’ve got a frog in my throat.	Ik heb een kikker in mijn keel.
	Whisper in my ear, Mary.	Fluister in mijn oor, Maria.
	I’m going to wash my hair today.	Ik ga vandaag mijn haar wassen.
	My best friend dances really well.	Mijn beste vriendin danst goed.
	My dad used to drive a Beetle.	Vroeger reed mijn vader een Kever.
	That was not my intention.	Dat was niet mijn bedoeling.
	I lost face.	Ik heb al mijn aanzien verloren.
	My girlfriend is from Boston.	Mijn vriendin komt uit Boston.
	I can’t reveal my source.	Ik kan mijn bron niet onthullen.
	This dress meets my taste.	Deze jurk voldoet aan mijn gading.
	May I introduce my sister to you.	Mag ik u mijn zus voorstellen.