"me" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Let me see.	Laat me eens zien.
	he asked me	hij vroeg me
	High five!	Geef me de vijf!
	Don’t give me that.	Geef me dat niet.
	He ordered me to stand up.	Hij gaf me het bevel om op te staan.
	Tom didn’t let me win.	Tom liet me niet winnen.
	You should’ve let me help you.	Je had me je moeten laten helpen.
	Tom will never let me do that.	Tom zal me dat nooit laten doen.
	Tom would never let me do that.	Tom zou me dat nooit laten doen.
	I wonder who’ll win.	Ik vraag me af wie er gaat winnen.
	You must tell me. (you plural)	Jullie moeten het me vertellen.
	No one ever taught me something like that.	Niemand heeft me ooit zoiets geleerd.
	Have a drink with me, Tom.	Drink iets met me Tom.
	This drives me nuts.	Dat maakt me gek.
	Sit right behind me.	Ga vlak achter me zitten.
	Tom is standing right behind me, isn’t he?	Tom staat vlak achter me, niet?
	I felt safe when he was with me.	Ik voelde me veilig wanneer hij bij me was.
	Did you cheat on me?	Hebt u me bedrogen?
	I was deceived by him.	Hij heeft me bedrogen.
	Tom tricked me.	Tom heeft me bedrogen.