Understand spoken Dutch

"knew (singular)" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Yanni knew what he had to do. Yanni wist wat hij moest doen.
Yanni knew his family was poor. Yanni wist dat zijn familie arm was.
Towards evening it reached a small, shabby farm hut; it was so dilapidated that it did not know to which side it would fall, and that is why it stayed up Tegen de avond bereikte het een kleine, armoedige boerenhut; deze was zo bouwvallig, dat zij zelf niet wist, naar welke kant zij zou vallen, en daarom bleef zij maar staan.
The poor duckling did not know what to do Het arme eendje wist niet, hoe het zich zou wenden of keren
The poor animal did not know what these birds were called nor where they were flying to Het arme beest wist niet, hoe die vogels heetten, ook niet, waar zij naar toe vlogen
She didn’t know what she could do here. Ze wist niet wat ze hier zou kunnen doen.
Now the prince took her to be his wife; because now he knew that he had a real princess, and the pea was placed in the cabinet of rarities, in which it can still be seen, if at least no one has stolen it. Nu nam de prins haar tot vrouw; want nu wist hij, dat hij een echte prinses bezat, en de erwt kwam in het kabinet van zeldzaamheden, waarin zij nog te zien is, als niemand haar ten minste gestolen heeft.
I wonder if Tom knew we had to do that. Ik vraag me af of Tom wist dat we dat moesten doen.
I wish everyone knew this. Ik wou dat iedereen dit wist.
I was a kid and didn’t know any better than that it would never pass ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
I thought you knew that. Ik dacht dat je dat wist.
I knew you’d mess things up. Ik wist dat je het ging verprutsen.
I knew you’d come. Ik wist wel dat je zou komen.
I knew you were trouble the minute I saw you. Zodra ik je zag, wist ik dat je ellende zou brengen.
I knew ik wist
I had no idea that you could cook so well. Ik wist niet dat je zo goed kon koken.
I had no idea that Tom was your son. Ik wist niet dat Tom jouw zoon was.
I had no idea that Mary was your wife. Ik wist niet dat Mary jouw vrouw was.
I had no idea that Mary was your granddaughter. Ik wist niet dat Mary jouw kleindochter was.
I had no idea that Mary was your daughter. Ik wist niet dat Mary jouw dochter was.