en voordat het beest het recht wist, bevond het zich in een grote tuin, waarin de vlierbomen geurden en hun lange, groene takken tot in het water neerbogen
Het arme beest wist niet, hoe die vogels heetten, ook niet, waar zij naar toe vlogen
Het arme eendje wist niet, hoe het zich zou wenden of keren
het wist zelf niet, hoe het zich zou houden
Hij wist dat Perkamentus die smoes onmiddellijk zou doorzien.
Hoe wist je dat Tom en Mary degenen waren die je saxofoon hadden gestolen?
Ik dacht dat je dat wist.
ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
ik wist
Ik wist dat je het ging verprutsen.
Ik wist niet dat je zo goed kon koken.
Ik wist niet dat Mary jouw dochter was.
Ik wist niet dat Mary jouw kleindochter was.
Ik wist niet dat Mary jouw vrouw was.
Ik wist niet dat Tom en John jouw broers waren?
Ik wist niet dat Tom geen Frans kon spreken.
Ik wist niet dat Tom jouw zoon was.
Ik wist wel dat je zou komen.
Ik wou dat iedereen dit wist.
Nu nam de prins haar tot vrouw; want nu wist hij, dat hij een echte prinses bezat, en de erwt kwam in het kabinet van zeldzaamheden, waarin zij nog te zien is, als niemand haar ten minste gestolen heeft.