"in" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I think Tom is in his garden.	Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
	in town	in de stad
	Can we sit in the sun?	Kunnen we in de zon zitten?
	in my state	in mijn staat
	be able to	in staat zijn om
	There are seven days in a week.	Er zijn zeven dagen in een week.
	There are five working days in the week.	Er zijn vijf werkdagen in de week.
	I live in town.	Ik woon in de stad.
	I don’t like to live in the city.	Ik woon niet graag in de stad.
	in the middle of the night	in het midden van de nacht
	They are in the living room.	Ze zijn in de woonkamer.
	only in	alleen in
	He spends too much money.	Hij heeft een gat in zijn hand.
	I was born in 1976.	Ik ben geboren in negentienhonderd zesenzeventig.
	Is there a telephone in the room?	Is er een telefoon in de kamer?
	the man in the street	de man in de straat
	Tom lives in the heart of the city.	Tom woont in het hart van de stad.
	Put yourself in my position.	Ga eens in mijn schoenen staan.
	We’re going to a restaurant in town.	We gaan naar een restaurant in de stad.
	In Paris?	In Parijs?