"I" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Can I?	Mag ik dat?
	Could I have some more?	Mag ik wat meer?
	I have time.	Ik heb tijd.
	I’m free now.	Ik heb nu tijd.
	I don’t have time.	Ik heb geen tijd.
	I don’t like that man.	Ik mag die man niet.
	Can I see the room?	Mag ik de kamer zien?
	I’ll be back soon.	Ik ben zo terug.
	I’m still alive.	Ik ben nog in leven.
	I said nothing.	Ik zei niets.
	I’ll come back.	Ik kom terug.
	I’ll be right back.	Ik kom zo terug.
	I’m not coming today.	Ik kom vandaag niet.
	I’m not coming home.	Ik kom niet naar huis.
	I have a dog.	Ik heb een hond.
	I don’t have any money.	Ik heb geen geld.
	and I have a dog	en ik heb een hond
	I need money.	Ik heb geld nodig.
	I want to have that	ik wil dat hebben
	I need some money.	Ik heb wat geld nodig.