"I" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’m married and I have two children.	Ik ben getrouwd en heb twee kinderen.
	Can I have a receipt?	Mag ik een betaalbewijs?
	I’ll make use of this opportunity.	Ik zal van deze gelegenheid gebruikmaken.
	and I’m an IT guy	en ik ben een IT-man
	I’m a human.	Ik ben een mens.
	I put it in the drawer.	Ik doe het in de la.
	I need ice.	Ik heb ijs nodig.
	I want to go to Japan!	Ik wil naar Japan!
	I need some soap.	Ik heb wat zeep nodig.
	I do not believe it.	Ik geloof het niet.
	I know Tom’s secret.	Ik weet Toms geheim.
	I need this job.	Ik heb deze baan nodig.
	See you this evening.	Ik zie je vanavond.
	I don't take drugs.	Ik gebruik geen drugs.
	I forgot.	Ik ben het vergeten.
	I have to go to the toilet.	Ik moet naar het toilet.
	I will fill them in now.	Ik zal ze nu invullen.
	I’ll be coming back tonight.	Ik kom vanavond terug.
	I felt cheated.	Ik voelde me bedrogen.
	I’m just going to the toilet.	Ik ga even naar het toilet.