hij vervangt
Hoeveel weegt hij?
hij wreef over zijn kin
Hij sneed zijn huid open.
Hij heeft een gulle lach.
Hij handelt uit rancune.
Tom zei dat hij dacht dat ik lui was.
hij vergezelt me overal
Hij kauwde op zijn hamburger.
Hij boog zich gretig voorover.
Hij lachte vreugdeloos.
Hij is een machtige tovenaar.
Is hij aanspreekbaar nu?
Hij keek naar de afbeelding.
Hij had 50 euro gevraagd.
Hij heeft een wet overtreden.
En de kater, die zij haar zoontje noemde, kon een hoge rug zetten en spinnen; hij gaf zelfs vonken van zich, maar dan moest men zijn haar de verkeerde kant opstrijken.
daar loopt hij altijd over te pochen
Hij had er nog nooit zó gestoord uitgezien.
Hij is moe en hongerig en vooral in de war.