"he" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	He lives in the United Kingdom.	Hij woont in het Verenigd Koninkrijk.
	Tom is the only one in our group who knows how to start a fire without matches.	Tom is de enige in onze groep die weet hoe hij vuur moet maken zonder lucifers.
	He is in the café.	Hij is in het café.
	does he like	vindt hij het leuk
	Is he going to the café?	Gaat hij naar het café?
	He speaks French.	Hij spreekt Frans.
	Does he speak English?	Spreekt hij Engels?
	What language does he speak?	Welke taal spreekt hij?
	Tom is tired because he works a lot.	Tom is moe, want hij werkt veel.
	He is my driver.	Hij is mijn chauffeur.
	He got lost in the forest.	Hij is verdwaald in het bos.
	He depends on her.	Hij is van haar afhankelijk.
	He ended up in the river.	Hij is in de rivier terecht gekomen.
	He was treated kindly.	Hij werd vriendelijk bejegend.
	He is dependent on his father.	Hij is afhankelijk van zijn vader.
	He has not yet recovered consciousness.	Hij is nog niet bij bewustzijn gekomen.
	He has a lot of books on history.	Hij heeft veel boeken over de geschiedenis.
	he becomes	hij wordt
	How many years will he stay here?	Hoeveel jaar blijft hij hier?
	He’s very ill.	Hij is erg ziek.