Hij verwoestte de stad.
Hij verwoestte de boerderij.
Yanni kan stoppen wanneer hij wil.
Hij heeft met zijn vrouw gebroken.
Vraag Tom of hij nog een drankje wil.
Hij ging er persoonlijk naar toe.
Zonder zijn bril is hij zo blind als een mol.
Hij heeft een buitenlandse wagen.
hij meer geluid maakte dan verstandig was
hij strekte zijn snoet juist naar het eendje uit
Hij verwoestte steden en boerderijen op zijn pad.
Hij maakt geen onderscheid tussen goed en kwaad.
Prinsessen waren er genoeg; maar of het echte prinsessen waren, kon hij niet te weten komen.
Hij is onze buur.
Hij wil leren koken.
Hij kan fluit spelen.
Hij schudt zijn hoofd.
Hij werd rood van woede.
Verdient hij die rol?
Hij heeft een piercing.