Family Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	her son	haar zoon
	my son	mijn zoon
	Tom was my son.	Tom was mijn zoon.
	I had no idea that Tom was your son.	Ik wist niet dat Tom jouw zoon was.
	the brother	de broer
	This is my brother.	Dit is mijn broer.
	Do your parents know where you are?	Weten je ouders waar je bent?
	What if your parents find out?	Wat als je ouders erachter komen?
	I didn’t want my mum to find out.	Ik wilde niet dat mijn moeder erachter komt.
	Is your father a doctor?	Is je vader dokter?
	the wife	de vrouw
	the daughter	de dochter
	my daughter	mijn dochter
	This is my wife.	Dit is mijn vrouw.
	the grandmother	de grootmoeder
	Do you have news from your brother?	Heb je nieuws van je broer?
	My mother is in the kitchen.	Mijn moeder staat in de keuken.
	Yanni too has a wife and child.	Ook Yanni heeft een vrouw en kind.
	My daughter has a good teacher.	Mijn dochter heeft een goede leraar.
	I had no idea that Mary was your daughter.	Ik wist niet dat Mary jouw dochter was.