Understand spoken Dutch

Conjunctions Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
By the way, where were you yesterday? Trouwens, waar was je gisteren?
Mary has more clothes than Tom. Mary heeft meer kleren dan Tom.
There’s no need to pretend anymore. Je hoeft niet meer alsof te doen.
Tom is exactly the same age as Mary. Tom is precies even oud als Mary.
Keep speaking, because you speak well. Blijf praten, want je spreekt goed.
My speech was short and powerful. Mijn betoog was kort en krachtig.
the clouds were full of hail and snow de wolken zaten vol hagel en sneeuw
It’s a matter of life and death. Het is een kwestie van leven en dood.
It was cold, and in addition, it was windy. Het was koud, en bovendien was er wind.
Is this line straight or is there a curve in it? Is deze lijn recht of zit er een bocht in?
Such a thing will bring you only misery. Zo’n ding brengt alleen maar ellende.
Tom opened the door and turned on the light. Tom opende de deur en deed het licht aan.
They cycled there and took the train back. Ze gingen met de fiets heen en met de trein terug.
Put the book back where you found it. Leg het boek terug waar je het gevonden hebt.
Yes, do that! Added the chicken to this “Ja, doe dat maar!” Liet de kip hierop volgen.
the leaves in the forest turned to yellow and brown de bladeren in het bos werden geel en bruin
Whenever I see this, I remember him. Telkens als ik dit zie moet ik aan hem denken.
He became very rich before he died. Hij werd aanzienlijk rijk voordat hij stierf.
She was hungry enough to eat anything. Ze had zoveel honger dat ze eender wat kon eten.
and, see, she has a red patch on her leg en, zie je wel, zij heeft een rood lapje om haar poot