Kunnen we aan het raam zitten?
Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.
Nu reisde hij de hele wereld rond, om zo één te vinden, maar aan allen, die hij zag, ontbrak wat.
Toen hij het eendje zag, ging hij er heen, trapte het ijs met zijn klomp aan stukken en bracht het dier naar zijn vrouw toe
Tom is aan het winkelen in het winkelcentrum.
Tom zei me dat ik mijn tijd aan het verspillen was.
Tom zit nog steeds aan zijn bureau.
Twee robotten doen met veel overgave aan paaldansen.
Twee sjofel uitziende tovenaars staarden hem aan.
Vraag het zelf maar aan onze meesteres, de oude vrouw
Wat is er aan de hand?
We hebben geen behoefte aan nog meer problemen.
we hebben nood aan samenhorigheid
Ze waren aan het slapen.
Zij keek hem doordringend aan.
Zijn vrouw zit voortdurend aan zijn kop te zeuren.
’t Is beter, door hen gedood, dan door de eenden gebeten, door de kippen gepikt, door de meid, die aan de kippen eten geeft, geschopt te worden en in de winter gebrek te lijden!