aan
a.d.h.v.
Wat is er aan de hand?
aan het woord
Kunnen we aan het raam zitten?
aan de slag
Ze waren aan het slapen.
Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.
Tom is aan het winkelen in het winkelcentrum.
Er staan bomen aan beide kanten van de rivier.
Ik ben thee aan het zetten.
Ik geef de voorkeur aan de zwarte.
Tom zit nog steeds aan zijn bureau.
diepe infectie aan de luchtwegen
We hebben geen behoefte aan nog meer problemen.
Er is een beperking aan het aantal deelnemers.
Vraag het zelf maar aan onze meesteres, de oude vrouw
De Kerstlichtjes stegen al hoger en hoger: zij zag ze nu als sterren aan den hemel.
aan de haal met