Adverbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	What time?	Hoe laat?
	Do you like to eat chicken?	Eet je graag kip?
	What time is it?	Hoe laat is het?
	Tom will be too late.	Tom zal te laat zijn.
	Tom is late.	Tom is te laat.
	quite by accident	heel toevallig
	What time does it open?	Hoe laat gaat het open?
	What do you have there? (you plural)	Wat hebben jullie daar?
	That isn’t difficult.	Dat is niet moeilijk.
	What time is supper?	Hoe laat is het avondeten?
	all or nothing	alles-of-niets
	It’s nearly half past two.	Het is bijna half drie.
	I know what they’re going to do.	Ik weet wat ze gaan doen.
	I want to stay here.	Ik wil hier blijven.
	Tom is almost as tall as me.	Tom is bijna zo lang als ik.
	The question is whether he can do it or not.	De vraag is of hij het kan doen of niet.
	Oh, good!	Mooi zo.
	Where are we meeting?	Waar spreken we af?
	still	nog steeds
	This is enough.	Dit is genoeg.