Adverbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’ll be back by nine.	Ik ben tegen negen uur terug.
	Who else is going with us?	Wie gaat er nog meer met ons mee?
	Where is his father?	Waar is zijn vader?
	How is your dad?	Hoe gaat het met je vader?
	I knew you’d come.	Ik wist wel dat je zou komen.
	a very large head	een heel groot hoofd
	Let me see the egg!	Laat mij het ei eens zien!
	Where are my parents?	Waar zijn mijn ouders?
	I’ll come back.	Ik kom terug.
	I’ll be right back.	Ik kom zo terug.
	Why don’t you come?	Waarom kom je niet?
	When do you return home?	Wanneer kom je terug naar huis?
	Yanni knew what he had to do.	Yanni wist wat hij moest doen.
	She didn’t know what she could do here.	Ze wist niet wat ze hier zou kunnen doen.
	to be well off	goed af zijn
	There it revived.	Daar kwam het weer bij.
	What else does Tom want?	Wat wil Tom nog meer?
	Eat something.	Eet iets.
	on the way	onderweg
	I will accompany you.	Ik ga met u mee.