De zee was erg glad.
Hoe bevalt je baan?
Blijf daar staan.
Voor het geval dat.
Ze keken allemaal.
Praat niet zo snel.
Is er een TV in de kamer?
Iemand, help me even.
Plots werd ze stil.
Hoe eerder hoe beter.
Heen-en-terug, graag.
Wat voor spul wil je?
Wat versta ik niet?
onder geen beding
«Nu sterft er iemand!»
denk redelijk na
Tom was heel aardig.
Ik haal het uit elkaar.
Waar is de spiegel?
Er zit een gat in mijn jas.