Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	green light	groen licht
	a space	een ruimte
	a good idea	een goed idee
	a sick child	een ziek kind
	Oh, I don’t know.	O, dat weet ik niet.
	spotlessly clean	brandschoon
	This drives me nuts.	Dat maakt me gek.
	the Golden Ball	de Gouden Bal
	a bad idea	een slecht idee
	My child is ill.	Mijn kind is ziek.
	all sorts of fruit	allerlei fruit
	a new start	een nieuwe start
	chocolate cake	chocoladetaart
	There is not much hope.	Er is weinig hoop.
	She has short hair.	Zij heeft kort haar.
	I’m happy.	Ik ben gelukkig.
	We’re safe here.	We zijn hier veilig.
	You should know that.	Dat zou je moeten weten.
	We are finally free.	We zijn eindelijk vrij.
	Yanni is safe here.	Yanni is veilig hier.