Understand spoken Dutch

"his" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Sort descending Status
It turned its head to put it under his wings; but at the same moment there was a terribly big dog close to the duckling.

Het draaide zijn kop om, om hem onder de vleugels te steken; maar op hetzelfde ogenblik stond er een vreselijk grote hond dicht bij het eendje.

The duckling expressed as his opinion, that it could be different, but the chicken was not able to do that.

Het eendje gaf als zijn mening te kennen, dat het toch ook wel eens anders zou kunnen zijn maar dat kon de kip niet velen.

the duckling had to paddle constantly with his legs, to keep the space from closing up

het eendje moest voortdurend zijn poten gebruiken, opdat het gat niet geheel dicht zou gaan

It ran across fields and pastures; but there was such a violent storm that had trouble standing on its feet.

Het liep over veld en weiden; maar er woei zulk een hevige storm, dat het werk had om op zijn poten te blijven staan.

It was summer, the corn was ripe, the hay stood on the green pastures and the stork was walking on its long, red legs and talking Egyptian; because he had learned this language from his mother.

Het was zomer, het koren was rijp, het hooi stond op de groene weiden aan oppers, en de ooievaar liep op zijn lange, rode poten en praatte Egyptisch; want deze taal had hij van zijn moeder geleerd.

in it he saw his own image

het zag daarin zijn eigen beeltenis

it swam in the water, dived under with his head, but was treated with contempt by all other animals, because of its ugly appearance.

het zwom in het water, het dook met zijn kopje onder, maar door alle dieren werd het om zijn lelijkheid met minachting bejegend

He clenched his fist.

Hij balde zijn vuist.

He had broken up with his wife.

Hij heeft met zijn vrouw gebroken.

He chewed on his hamburger.

Hij kauwde op zijn hamburger.

He is still in intensive care with a brain haemorrhage and a fracture to his skull.

Hij ligt nog steeds op intensieve zorg met een hersenbloeding en een breuk in zijn schedel.

He gathered his books together.

Hij nam zijn boeken bij elkaar.

He ran to the kitchen and felt his stomach turn three times.

Hij rende naar de keuken en voelde zijn maag driemaal omkeren.

He’s shaking his head.

Hij schudt zijn hoofd.

He cut open his skin.

Hij sneed zijn huid open.

he stretched his snout straight towards the duckling

hij strekte zijn snoet juist naar het eendje uit

He destroyed cities and farms in his path.

Hij verwoestte steden en boerderijen op zijn pad.

he rubbed his chin

hij wreef over zijn kin

He looked for his keys.

Hij zocht zijn sleutels.

I think Tom is in his garden.

Ik denk dat Tom in zijn tuin is.