Ik wou je niet beledigen.
Ik beloof je dat je veilig bent.
Ik dacht dat je zwanger was.
Je vergat een raam te sluiten.
Je woont op de zesde verdieping.
Eet je graag champignons?
Heeft ze je het geld gestuurd?
Je mag dit niet verprutsen.
Heb je vegetarische schotels?
Virussen kunnen je ziek maken.
Ik wist niet dat je zo goed kon koken.
Kun je later niet stofzuigen?
Je hebt dit onderdeel afgerond.
Is dat waarom je vrijgezel bent?
Ik wens je wat warmte in kil-grijze dagen.
Ik wist dat je het ging verprutsen.
Een baard maakt je nog geen filosoof.
Het is een genoegen om je te ontmoeten.
Ik zal je een demonstratie geven.
Wil je met ons meegaan en trekvogel worden?