We zijn op weg naar huis.
Waar spreken we af?
Kunnen we daar zitten?
Kunnen we buiten zitten?
Kunnen we in de zon zitten?
Op een dag zullen we het weten.
Nu, dat zullen we wel eens te weten komen!
Dat is het laatste dat we nodig hebben.
Kunnen we aan het raam zitten?
Weet je zeker dat we genoeg geld hebben?
We moeten iets kopen voor Tom.
We hebben niemand om ons te helpen.
We hebben al veel geleerd.
We moeten onze boerderij verkopen.
We kunnen later gaan winkelen.
Waarom gaan we niet naar Australië met Tom?
We hebben drie minuten.
Doe gewoon alsof we hier niet zijn.
We kunnen veel sterren zien deze nacht.
Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.