Ik wou je niet beledigen.
Ik dacht dat je zwanger was.
Hij ontving een vergoeding.
Een snelle ruk aan het stuur redde ons.
Tom bracht de nacht door in het woud.
Ik ontmoette haar toevallig.
Hij brak zijn sleutelbeen.
Mary droeg een strakke rode jurk.
Het benijdde ze volstrekt niet.
zij lachten en schreeuwden
Yanni vertrok meteen op het werk.
Hij heeft zelfmoord gepleegd.
Tom heeft zelfmoord gepleegd.
Ik ontmoette hem eergisteren.
De soldaten verdeelden de buit.
Zij werden onbeleefd bejegend.
De dieven verdeelden hun buit.
Mijn loopbaan begon als stagiair.
Het ontplofte met een luide knal.
ze kochten zoethout voor een cent