Telkens als ze hoestte deed het veel pijn.
De eekhoorntjes sprongen tak op tak af.
De weigeraars gaven geen commentaar.
Ik ben blij dat je me uitgenodigd hebt.
Ik kan hetgeen je deed niet goedkeuren.
Het meeste werk wordt door robots verricht.
Hij droeg een deftige outfit naar het feest.
De woelige zee beangstigde de kinderen.
Veel deskundigen betwijfelden dat.
Mijn zus is benoemd tot voogd van mijn kinderen.
De plotselinge ruk schudde me wakker.
Ik transpireerde onder mijn oksels.
We hebben deskundigen geraadpleegd.
Nadien legden de getuigen een verklaring af.
Die opgewekte stemming duurde niet lang.
Ze maakten onze inspanningen belachelijk.
Ze schilderde met spuitbussen op de muur.
Een kettingbotsing gebeurde tijdens de spits.
De onteerde soldaat werd uit het leger gezet.
De bruid straalde in haar uitbundige trouwjurk.