Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 2nd person plural) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Let’s not talk about school.

Laten we het niet over school hebben.

They’re going to give me an estimate.

Ze zullen me een schatting geven.

I know that they serve God with great devotion.

Ik weet dat zij met veel toewijding God dienen.

they see

ze zien

We sometimes make mistakes.

We maken soms fouten.

Owls hunt at night.

De uilen jagen ’s nachts.

Owls hunt mainly at night.

Uilen jagen vooral ’s nachts.

Let’s skip class.

Laten we de les overslaan.

We’ll contact him.

We zullen contact met hem opnemen.

well, we will find out soon

nu, daar zullen we wel gauw achter komen

We need to rent a room for our party.

We moeten een ruimte voor ons feest huren.

Let’s figure out a better way to do this.

Laten we een betere manier verzinnen om dit te doen.

Let’s go grocery shopping.

Laten we boodschappen doen.

Then you have no right to express an opinion when sensible people are speaking.

Dan mag je ook geen mening hebben, als verstandige lieden met elkaar spreken.

Parents should be able to choose home education for their children in every country.

Ouders moeten voor thuisonderwijs voor hun kinderen kunnen kiezen, in ieder land.

A well-mannered duckling puts its feet outwards, just like its mother and father do.

Een welopgevoed eendje zet zijn poten buitenwaarts, evenals vader en moeder doen.

Children should always be supervised at the pool to prevent drowning.

Kinderen moeten altijd onder toezicht zijn bij het zwembad om verdrinking te voorkomen.

Horses run.

Paarden rennen.

We hardly see him around here.

We zien hem hier amper.

Horses run fast.

Paarden rennen snel.