Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 1st person singular) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Above and beyond this, he can read Hebrew.

Bovendien kan hij Hebreeuws lezen.

I tried to tell you.

Ik heb geprobeerd het je te zeggen.

Think before you open your mouth.

Denk na vooraleer je je mond opendoet.

I have inherited a significant fortune.

Ik heb een aanzienlijk vermogen geërfd.

Engels I learned something today, thanks to you.

Ik heb iets geleerd vandaag, dankzij jou.

I can’t hear what you’re saying; it’s too noisy here.

Ik versta u niet, het is hier te rumoerig.

You can’t judge a book by its cover.

Je moet een boek niet op het omslag beoordelen.

I agree with the author’s position.

Ik ben het eens met de stelling van de auteur.

I happen to be a pretty good chess player.

Ik ben toevallig een vrij goede schaker.

I must clean the bathroom right away.

Ik moet onmiddellijk de badkamer kuisen.

Have you made provisions?

Heb je voorzieningen getroffen?

You cannot save the game at this moment.

Je kan het spel op dit moment niet opslaan.

I warned you in advance.

Ik heb je van tevoren gewaarschuwd.

Even if you’re tired, you must persevere.

Zelfs als je moe bent, moet je doorzetten.

I am an American citizen.

Ik ben een Amerikaans staatsburger.

Can you change a traveler’s cheque for me?

Kan u een traveller’s check wisselen?

I’m glad you invited me.

Ik ben blij dat je me uitgenodigd hebt.

I can’t condone what you did.

Ik kan hetgeen je deed niet goedkeuren.

I’m sure that Tom will explain it to you eventually.

Ik weet zeker dat Tom het je ooit zal uitleggen.

How can I reduce my double chin?

Hoe kan ik mijn onderkin verminderen?