Ik heb al genoeg gegeten.
Ik lees drie boeken per week.
Uiteraard hou ik van chocolade.
Het kan eender wie van ons zijn.
Ik kan een goed hotel aanbevelen.
Ik ben moe maar ik kan nog niet slapen.
Ik ben gewend aan een koud klimaat.
Dat is niet iets wat eender wie kan doen.
Toevallig ben ik een goede chauffeur.
Wat heb je vanochtend gedaan?
Ik ga naar Australië om op een boerderij te werken.
Ik ben ziek.
Ik wil wraak.
Ik ben een mens.
Ik ben gek op mijn werk.
Maak je geen zorgen.
Ik begrijp je niet.
Ik zie je vanavond.
Ik begrijp het niet.
Ik ben het vergeten.