Geef me honderd dollar.
Tom eet meer spek dan Mary.
Tom gaat nergens heen.
Hij is overmoedig.
Ik ben gescheiden.
De mis is afgelopen.
Ik wil mijn land dienen.
Hoe schrijft men dat?
Dat spul is slecht voor je.
Stopt deze bus in Brussel?
Wat heeft je voorkeur?
Ze heeft een litteken.
Het besluit staat vast.
Sorry, ik begrijp het niet.
Tom zal verbeteren.
Er is geen oplossing.
Ik heb nog geen ja gezegd.
Dit is een terecht punt.
Ze schrijft prachtig.
aan het verdrinken