Laat niet los!
Zeg gewoon ja.
wij liepen
Heb je een bank?
Tom zal falen.
Tom was sterk.
opslag is vol
Laat me met rust.
Neem wat pizza.
Sami heeft geld.
aan het lachen
Hoeveel kost dit?
We zullen falen.
gaan fietsen
Wat zit je dwars?
Het is minder saai.
Waar rook is, is vuur.
Hoe gaan de zaken?