Tom bestelde pizza.
Yanni wil wat pizza.
De schuur is groot.
Mogen we hier zitten?
Ik weet Toms geheim.
Het feest is voorbij.
Hoe is dat gebeurd?
Ik maakte ontbijt.
We zullen niet falen.
Ik heb pizza besteld.
Zoek ergens anders.
Er is een vacature.
Mogen we het menu zien?
Zij maakte ontbijt.
Sami bestelde bloemen.
Ik was ergens anders.
Wacht ergens anders.
Dat is niet leuk; het is saai.
Waar brengt u me heen?
Het was lente geworden.