Wat zit je dwars?
Het is minder saai.
Waar rook is, is vuur.
Hoe gaan de zaken?
Zit je iets dwars?
te begrijpen
Mag ik een menu zien?
te schrijven
Ik maak meubels.
Je moet wachten.
Gaan de zaken goed?
De zaken gaan goed.
Wat zit haar dwars?
koffiedik kijken
televisie kijken
Ze heeft stijl haar.
Wat is er gebeurd?
Stop met fluisteren.
Ik zal mijn best doen.
Tom werd gebeten.