Is je vader dokter?
Ik heb bruine ogen.
Yanni is een vriend.
Wil je samen spelen?
Drink iets met me Tom.
Ze zal straks komen.
Ga in je kamer spelen.
Ze zullen niet ver komen.
Ik ben bang voor uilen.
Tom bestelde eten.
Hij was vlak achter mij.
Wat voor weer wordt het?
Mag ik een fles rode wijn?
Ik heb pijn aan mijn keel.
De tak is vol met bladeren.
Ik drink te veel koffie.
Yanni is hier met Skura.
O, kijk, daar komt de bus al aan!
Ga vlak achter me zitten.
Moet Tom niet eerst gaan?