Mijn kat is gelukkig.
Dat is wat de dokter zei.
Ik heb een dokter nodig.
Ik heb keelpijn.
Zullen we samen spelen?
Ik neem elke avond een bad.
Tom bestelde koffie.
Mag ik de kamer eerst zien?
Zijn jullie gelukkig?
Tom was zeer gelukkig.
We hebben drie minuten.
Uiteraard was ik bang.
Hij komt altijd geld te kort.
Ze vlogen elkaar naar de keel.
Tom staat vlak achter me, niet?
Mijn keel doet nog steeds pijn.
Neem alstublieft hier plaats.
Ik zou wel een glas water willen.
Yanni gaf Skura zijn telefoon.
Het wordt een warme dag vandaag.