Het Lucifersmeisje
haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest
En zij streek al de lucifers uit het doosje af, want zij wilde haar grootmoeder zo graag bij zich houden.
Ja, daaraan dacht zij.
Zij stak nog een lucifertje aan.
«Zij heeft zich willen warmen!» zei men.
«Grootmoeder!» riep de kleine uit.
De kleine strekte haar beide handjes er naar uit: daar ging het lucifertje uit.
Haar handjes waren bijna geheel van de kou verstijfd.
Niemand had er den heelen dag een van haar gekocht, niemand had haar zelfs een aalmoes gegeven.
In een oud schort droeg zij een heelen voorraad lucifersdoosjes, en een daarvan hield zij in de hand.
Het was snerpend koud, het sneeuwde en begon al donker te worden; het was de laatste avond van het jaar.
je verdwijnt evenals de warme kachel, evenals het heerlijke ganzengebraad en de grote, prachtige Kerstboom.
O, wat glom, wat brandde dit!
Wat brandde het vuur daarin, welk een heerlijke warmte gaf het van zich!
Toen zij het huis uitging, had zij wel is waar pantoffels aangehad; maar wat hielp dat?
Het scheen het kleine meisje werkelijk toe, alsof zij bij een grote, ijzeren kachel zat.
Al de ramen waren helder verlicht, en het rook heerlijk naar ganzengebraad; want het was oudejaarsavond.
Ach!
Niemand had er enig vermoeden van, wat al schoons zij gezien had, in welk een glans zij met haar grootmoeder het nieuwe jaar ingetreden was.