Hij verkoopt allerlei producten.
Ik wil mijn klanten niet verliezen.
Ze willen klanten naar de winkel lokken.
Er is maar één winkel die dit boek verkoopt.
de koopman
snoepwinkel
winkelrekken
marktaandeel
browsermarkt
de winkelramen
gegeerd door klanten
de boodschappen
De kraam verkoopt appels.
boodschappen doen
belastingen betalen
Bestel een drankje voor mij.
Kan ik met een kredietkaart betalen?
Het was duur; niettemin kochten we het schilderij.
Voor dit eigendom moet u onroerende voorheffing betalen.
bestelbon