Understand spoken Dutch

Prepositions Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Algebra is a branch of mathematics.

Algebra is een tak van de wiskunde.

Each column in the table is important.

Elke kolom in de tabel is belangrijk.

I want access to my invoices.

Ik wil toegang tot mijn facturen.

He was arrested for fencing stolen goods.

Hij werd gearresteerd voor heling.

The dog’s drool stained the carpet.

De kwijl van de hond vlekte het tapijt.

The columns were made of marble.

De zuilen waren gemaakt van marmer.

His misconduct led to his dismissal.

Zijn wangedrag leidde tot zijn ontslag.

the scope of the project

de reikwijdte van het project

Nothing is achieved without effort.

Zonder inspanning behaal je niets.

No more messing about with the USB port

Gedaan met prutsen aan de USB-poort

we are approaching the end of our leave

naderen we het einde van ons verlof

then we take the train to London

daarna nemen we de trein naar Londen

he is always boasting about that

daar loopt hij altijd over te pochen

He whirled himself in the water like a wheel, stretched out his neck towards the swans, and uttered such a loud and strange scream that it frightened himself.

Het draaide zich als een tol in het water rond, strekte zijn kop hoog in de lucht naar de zwanen uit en gaf zulk een luide en zonderlinge schreeuw, dat het er zelf van schrikte

She again struck a match on the wall, and again it became bright around her; in the brightness stood her old grandmother, clear and shining, yet loving in her appearance.

Zij streek weer een lucifertje tegen den muur af, het werd weer helder, en in den glans daarvan stond haar oude grootmoeder, helder en glinsterend, vriendelijk en liefderijk.

Why don’t we go swimming with Tom?

Waarom gaan we niet zwemmen met Tom?

Can you write that down for me?

Kunt u dat voor me opschrijven?

Put the words in the right order.

Zet de woorden in de juiste volgorde.

Is there someone I can call for you?

Is er iemand die ik voor je kan roepen?

I bought Tom a hot dog.

Ik heb een hot dog voor Tom gekocht.