Understand spoken Dutch

"in" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
It was nice in Boston.

Het was leuk in Boston.

Tom never helps in the kitchen.

Tom helpt nooit in de keuken.

said the woman, looking around

zei de vrouw en keek in de rondte

Tom and Mary live in the same city.

Tom en Mary wonen in dezelfde stad.

When will this bus arrive in Brussels?

Wanneer komt deze bus aan in Brussel?

Tom and Mary live in the same state.

Tom en Mary wonen in dezelfde staat.

When will this train arrive in Brussels?

Wanneer komt deze trein aan in Brussel?

Answer in Dutch.

Antwoord in het Nederlands.

Do you believe in love?

Geloof je in liefde?

But what did it see now in the clear water?

Maar wat zag het nu in het heldere water?

Tom is shopping at the mall.

Tom is aan het winkelen in het winkelcentrum.

in the spring

in de lente

The grass in the garden is green.

Het gras in de tuin is groen.

Tom doesn’t live around here.

Tom woont hier niet in de buurt.

to register (alternative long form)

in te schrijven

Mary is one of the prettiest women in Boston.

Maria is een van de mooiste vrouwen in Boston.

“But it is so delightful to swim about on the water,” said the duckling

“Maar het is zo prettig, in het water te zwemmen,” zei het eendje

if only it could get the permit to lie in the reeds

als het maar de vergunning kon krijgen, om in het riet te liggen

“The world is so big!” all the young ones said; because now they had much more space than in the egg.

“Wat is de wereld toch groot!” zeiden al de jongen; want nu hadden zij heel wat meer plaats dan in het ei.

in the autumn

in de herfst