Toms huis is vlak bij de zee.
Tom helpt nooit in de keuken.
Tom en Mary wonen in dezelfde stad.
Tom en Mary wonen in dezelfde staat.
Tom zijn huis was gemakkelijk te vinden.
de huizen
Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.
Een zwerfkat kwam naar onze tuin.
Er zijn allerlei soorten bloemen in de tuin.
celdeur
de vloer
de kelder
telefooncel
keukenvloer
de meubels
Ik maak meubels.
televisie kijken
Ze verkopen meubels.
De klok hangt boven de open haard.
Het gras in de tuin is groen.