Understand spoken Dutch

"him" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
She wasn’t able to meet him. Ze kon hem niet ontmoeten.
I never liked him anyway. Ik vond hem sowieso niet leuk.
I know him better than anyone else does. Ik ken hem beter dan wie dan ook.
The dragging of heavy boxes made him tired. Het gezeul met zware dozen maakte hem moe.
We shouldn’t make fun of him so often. We zouden niet zo vaak de draak met hem moeten steken.
I cared about him. Ik gaf om hem.
I thought you cared about him. Ik dacht dat je om hem gaf.
No one has phoned him. Niemand heeft hem gebeld.
We’ll contact him. We zullen contact met hem opnemen.
And the other swans bowed before him. En de andere zwanen bogen zich voor hem.
You had better go and speak to him in person. Je zou hem beter persoonlijk aanspreken.
these clapped louder than before and carried him strongly from here deze klapten luider dan vroeger en droegen hem krachtig van daar
His arrogant behavior made it difficult to collaborate with him. Zijn verwaand gedrag maakte het moeilijk om met hem samen te werken.
but the duckling thought they would harm him; and in his fear he flew into the milk pail, so the milk was splashed all over the room maar het eendje dacht, dat zij hem kwaad wilden doen en vloog in zijn angst juist in het melkvat, zodat de melk overal in de kamer rondspatte
She kissed him. Ze kuste hem.
We hardly see him around here. We zien hem hier amper.
Pieter interrupted him Pieter viel hem in de rede
He was sacked. Men heeft hem ontslagen.
They always mock him. Ze steken altijd de draak met hem.
I met him the day before yesterday. Ik ontmoette hem eergisteren.