voor hem
Ik heb een auto maar ik gebruik hem bijna nooit.
Ik denk niet dat je moeder hem leuk vindt.
Tom wil niet dat Mary hem helpt.
De kinderen wilden met hem spelen
Ik hoorde hem vaak Engels spreken.
Je kan hem vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.
Tom vroeg me een foto van hem te maken.
Het zou al blij geweest zijn als de eenden hem maar in haar midden geduld hadden
Ik sta achter hem.
Hoe zou het hem ook in de gedachten komen, te wensen, zelf zo mooi te zijn?
Ik gaf om hem.
Bel hem alsjeblieft op.
Ik dacht dat je om hem gaf.
Niemand heeft hem gebeld.
We zullen contact met hem opnemen.
En de andere zwanen bogen zich voor hem.
deze klapten luider dan vroeger en droegen hem krachtig van daar
maar het eendje dacht, dat zij hem kwaad wilden doen en vloog in zijn angst juist in het melkvat, zodat de melk overal in de kamer rondspatte
We zien hem hier amper.