"has (3rd person singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom has less clothes than Mary.	Tom heeft minder kleding dan Mary.
	Did Tom tell you about his parents?	Heeft Tom je over zijn ouders verteld?
	Sami has money.	Sami heeft geld.
	She has straight hair.	Ze heeft stijl haar.
	She bit him.	Ze heeft hem gebeten.
	Who ordered pizza?	Wie heeft pizza besteld?
	He ordered a beer.	Hij heeft een bier besteld.
	Tom has sold his car.	Tom heeft zijn auto verkocht.
	The living room has a fireplace.	De woonkamer heeft een open haard.
	Yanni has a map on his phone.	Yanni heeft een kaart op zijn telefoon.
	Why did Tom sell his farm?	Waarom heeft Tom zijn boerderij verkocht?
	Who did Tom sell his farm to?	Aan wie heeft Tom zijn boerderij verkocht?
	The little green owl has the best language school I know.	De kleine groene uil heeft de beste talenschool die ik ken.
	He has experience in the operation of various businesses.	Hij heeft ervaring in de uitbating van verschillende bedrijven.
	nobody benefits from that	daar heeft niemand baat bij
	Every child has the right to education.	Ieder kind heeft recht op onderwijs.
	“She tried to warm herself,” said some.	«Zij heeft zich willen warmen!» zei men.
	She worked her fingers to the bone.	Zij heeft zich uit de naad gewerkt.
	The doctor advised me not to consume too much sugar.	De dokter heeft me afgeraden om te veel suiker te eten.
	He’s absent.	Hij heeft verzuim.