"has (3rd person singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	My child is hungry.	Mijn kind heeft honger.
	Who ordered this?	Wie heeft dit besteld?
	Yanni didn’t order this.	Yanni heeft dit niet besteld.
	My daughter has a good teacher.	Mijn dochter heeft een goede leraar.
	Tom has three children who are doctors.	Tom heeft drie kinderen die dokter zijn.
	She has short hair.	Zij heeft kort haar.
	Tom hasn’t eaten.	Tom heeft niet gegeten.
	Tom didn’t eat anything.	Tom heeft niets gegeten.
	Tom hasn’t eaten enough.	Tom heeft niet genoeg gegeten.
	Tom has three dogs.	Tom heeft drie honden.
	I was deceived by him.	Hij heeft me bedrogen.
	Tom tricked me.	Tom heeft me bedrogen.
	Tom has seen this before.	Tom heeft dit eerder gezien.
	Tom deceived Mary.	Tom heeft Maria bedrogen.
	The regional road has little traffic.	De gewestweg heeft weinig verkeer.
	Did he lose consciousness?	Heeft hij het bewustzijn verloren?
	What did Tom do while he was in Australia?	Wat heeft Tom gedaan terwijl hij in Australië was?
	He has a beard.	Hij heeft een baard.
	Does your house have a basement?	Heeft jouw huis een kelder?
	Yanni told Skura everything.	Yanni heeft Skura alles verteld.