English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (8) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1457) B (646) C (1064) D (732) E (464) F (599) G (356) H (898) I (1474) J (111) K (71) L (449) M (626) N (334) O (349) P (775) Q (29) R (465) S (1572) T (6278) U (137) V (119) W (923) X (4) Y (314) Z (14)

English	Dutch	Learn
the organizations	de organisaties	Learn
the origin	de oorsprong	Learn
the original focus	de oorspronkelijke focus	Learn
the orphanage	het weeshuis	Learn
the ostrich	de struisvogel	Learn
the ovaries	de eierstokken	Learn
the oven	de oven	Learn
the overcrowded prisons	de overbevolkte gevangenissen	Learn
the oversupply	het overaanbod	Learn
the overview	het overzicht	Learn
The overwhelming noise of the crowd made communication difficult.	Het overdonderende lawaai van de menigte maakte communicatie moeilijk.	Learn
The overwhelming power of the storm amazed us.	De overdonderende kracht van de storm verbaasde ons.	Learn
The overwhelming victory of the team surprised everyone.	De overdonderende overwinning van het team verraste iedereen.	Learn
The owl is a bird of prey.	De uil is een roofvogel.	Learn
the owls	de uilen	Learn
the owner	de eigenaar
The oxen graze in the green pasture.	De ossen grazen in het groene weiland.	Learn
the pages	de pagina’s	Learn
the pain	de pijn	Learn
the pain reliever	de pijnstiller	Learn
the paint	de verf	Learn
the paintbrush	het penseel	Learn
the painting	het schilderij	Learn
The painting shows a peaceful scene.	Het schilderij toont een vredig tafereel.	Learn
The painting was the eye-catcher of the show.	Het schilderij was de blikvanger van de show.	Learn
the pair; set	het stel	Learn
the palace	het paleis	Learn
the pale boy	de bleke jongen	Learn
the pancake	de pannenkoek	Learn
the paper	het papier	Learn
The paperback version is cheaper.	De paperbackversie is goedkoper.	Learn
the papers	de paperassen	Learn
the paragraph	de alinea	Learn
the paragraphs	de alinea’s	Learn
the parental leave	het ouderschapsverlof	Learn
the parenting	het ouderschap	Learn