English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (8) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1457) B (646) C (1064) D (732) E (464) F (599) G (356) H (898) I (1474) J (111) K (71) L (449) M (626) N (334) O (349) P (775) Q (29) R (465) S (1572) T (6278) U (137) V (119) W (923) X (4) Y (314) Z (14)

English	Dutch	Learn
the croquette	de kroket	Learn
the croquettes	de kroketten	Learn
the cross of honour	het erekruis	Learn
The cross was cleared by the defense.	De voorzet werd door de verdediging weggewerkt.	Learn
the crowd	de menigte	Learn
the crown of thorns	de doornenkroon	Learn
the crumpled book	het verfomfaaide boek	Learn
the cucumber	de komkommer	Learn
the culture	de cultuur	Learn
the cup	de kop	Learn
the cup	het kopje	Learn
the cup	de beker	Learn
the cups	de bekers	Learn
the cure	de remedie	Learn
the curls	de lokken	Learn
the current printers	de huidige printers	Learn
the curse	de vervloeking	Learn
the curse	de vloek	Learn
The curse was broken.	De vloek werd verbroken.	Learn
the curtains	de gordijnen	Learn
the customer	de klant	Learn
The customer insisted on a quick solution.	De klant heeft aangedrongen op een snelle oplossing.	Learn
The customer was treated respectfully by the staff.	De klant werd respectvol bejegend door het personeel.	Learn
The customer was treated rudely.	De klant werd onbeleefd bejegend.	Learn
the customised work	het maatwerk	Learn
The customs officer confiscated an antique clock.	De douanebeambte heeft een antieke klok in beslag genomen.	Learn
The cut of his suit is perfectly fitted.	De snit van zijn pak is perfect op maat.	Learn
the cutlery	het bestek	Learn
the cycle	de cyclus	Learn
the cycles	de cycli	Learn
the cyclist	de fietser	Learn
the cyclone	de cycloon	Learn
the dagger	de dolk	Learn
the daily reality	de dagelijkse realiteit	Learn
the dance	de dans	Learn
the danger	het gevaar	Learn