Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - T

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (8) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1457) B (646) C (1064) D (732) E (464) F (599) G (356) H (898) I (1474) J (111) K (71) L (449) M (626) N (334) O (349) P (775) Q (29) R (465) S (1572) T (6278) U (137) V (119) W (923) X (4) Y (314) Z (14)
English Dutch Recording Learn
the court

de rechtbank
the courts of appeal

de hoven van beroep
the courtyard

de binnenplaats
the cousin

de neef
the cousin

de nicht
the covenant tent

de verbondstent
the cover

het omslag
the cover

het kaft
The cover of the book caught my attention.

De omslag van het boek trok mijn aandacht.
The cover of the book is very colorful.

De omslag van het boek is erg kleurrijk.
the cover-up

de doofpot
the cow

de koe
The cow is drinking from the water trough.

De koe drinkt uit de watertrog.
the coward

de lafaard
the cows

de koeien
the crack; tear

de scheur
the cracked mirror

de gebarsten spiegel
the crackling

het gesputter
the crate

de krat
the cream

de room
the creature

het schepsel
the creatures

de schepsels
the credit

het krediet
the crew

de bemanning
the criminal court

de correctionele rechtbank
the criminal courts of first instance

de correctionele rechtbanken van eerste aanleg
the criminal record

het strafregister
the criminals

de criminelen
the cripple

de kreupele
The crippled dog limped cautiously across the lawn.

De kreupele hond hinkte voorzichtig over het grasveld.
the crisis

de crisis
the criterion

het criterium
the croak

het gekras
the crockery

het vaatwerk
the crop field

de akker
The crops need rain.

De gewassen hebben regen nodig.