Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (23) 2 (4) 3 (7) 4 (8) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1457) B (646) C (1064) D (732) E (464) F (599) G (356) H (898) I (1474) J (111) K (71) L (449) M (626) N (334) O (349) P (775) Q (29) R (465) S (1572) T (6278) U (137) V (119) W (923) X (4) Y (314) Z (14)
English Dutch Recording Learn
a fallen branch

een afgewaaide tak

a fantastic catch

een fantastische vang

a fantastic movie

een fantastische film

a farm

een boerderij

a feat

een huzarenstukje

a few

enkelen

a few

enkele

a few announcements

een paar mededelingen

A few fat brown chickens roamed the yard.

Een paar dikke bruine kippen scharrelden pikkend over het erf.

a few guardian angels

een paar engelbewaarders

a few minutes

een paar minuten

a few seconds later

een paar tellen later

a few times

enkele keren

a few years

een paar jaar

a figure in a black cloak

een gedaante in een zwarte mantel

a file

een bestand

a fire

een brand

a flat straw hat

een platte strohoed

a floating community

een drijvende gemeenschap

a flower

een bloem

A fly fell into the milk.

Er viel een vlieg in de melk.

a flying eagle

een vliegende arend

a food crisis

een voedselcrisis

a fool

een dwaas

A fool and his money are soon parted.

Een dwaas en zijn geld worden snel gescheiden.

a fork

een vork

a framework agreement

een raamovereenkomst

a freelance job

een freelance opdracht

A Frenchman

Een Fransman

a fried egg

een gebakken ei

a friend

een vriend

A front door and a window were damaged.

Een voordeur en een raam zijn beschadigd.

a frugal sip of tea

een zuinig slokje thee

a fruit stand

een fruitkraam

a fruitful year

een vruchtbaar jaar

a fun package

een pretpakket