Understand spoken Dutch

English-Dutch Dictionary - A

0 (1) 1 (11) 2 (4) 3 (7) 4 (8) 5 (6) 6 (4) 7 (6) 8 (4) A (1795) B (688) C (1156) D (813) E (494) F (635) G (398) H (973) I (1687) J (119) K (75) L (476) M (669) N (342) O (371) P (834) Q (31) R (500) S (1668) T (6620) U (151) V (122) W (1087) X (4) Y (338) Z (14)
English Dutch Recording Learn
a consultant een consultant
a contract een contract
a contribution een bijdrage
a conviction een veroordeling
a convincing victory een overtuigende overwinning
a cookie een koekje
a counter-indication een tegenaanwijzing
a country that is known as tolerant een land dat bekend staat als tolerant
a couple of very strange ferrets een stel heel rare fretten
a cow een koe
a coward een lafaard
a crab een krab
a cracked sternum een gebarsten borstbeen
a crane een hijskraan
a creaky house een krakend huis
a croissant een croissant
a crossroads een kruispunt
a crowd control barrier een dranghek
a crumpet een beschuitbol
a cucumber een komkommer
a cumbersome way of doing things een omslachtige manier van doen
a cup een kopje
a cup of tea een kop thee
a curse een vervloeking
a cyclist een fietser
a dam een dam
a dangerous situation een hachelijke situatie
a dark and sad day een donkere en trieste dag
a dark forest een donker bos
a dark patchwork of fields and trees een donkere lappendeken van velden en bomen
a date een date
A daughter is a person of the female gender in relation to one or two parents. Een dochter is een persoon van het vrouwelijk geslacht in relatie tot een of twee ouders.
a day een dag
a declaration een aangifte
a decrease een afname
a delicious cake een heerlijke taart