Dutch-English Dictionary - Z

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (675) B (1039) C (170) D (3701) E (1153) F (186) G (844) H (2047) I (1131) J (256) K (711) L (427) M (662) N (378) O (752) P (490) Q (2) R (354) S (1031) T (1023) U (180) V (1190) W (978) X (3) Y (88) Z (839)

Dutch	English	Learn
Zij zou veeleer boeken lezen dan televisie kijken.	She would rather read books than watch TV.	Learn
zijbalk	sidebar	Learn
zijbalk verbergen	hide sidebar	Learn
zijde	side; flank	Learn
zijlings	sideways	Learn
zijn	to be	Learn
zijn	its	Learn
zijn	his	Learn
zijn	are (plural)	Learn
Zijn aanbod voldoet aan mijn gading.	His offer suits my taste.	Learn
Zijn aanstelling wordt morgen aangekondigd.	His appointment will be announced tomorrow.	Learn
Zijn advies is gegeerd.	His advice is sought after.	Learn
zijn afscheidsbrieven	his farewell letters	Learn
Zijn baard was een bron van trots.	His beard was a source of pride.	Learn
Zijn baard was lang en ruig.	His beard was long and bushy.	Learn
Zijn betoog duurde een uur.	His speech lasted an hour.	Learn
Zijn betoog was overtuigend.	His argument was convincing.	Learn
Zijn bewering is ongegrond.	His assertion is unfounded.	Learn
zijn bril	his glasses	Learn
Zijn deze eetbaar?	Are these edible?	Learn
Zijn draken echt?	Are dragons real?	Learn
zijn eigen dreunende voetstappen	his own thumping footsteps	Learn
zijn ellende	his misery	Learn
Zijn er hier vanavond toevallig toeristen?	Are there any tourists here this evening, by any chance?	Learn
Zijn er lakens in de kamer?	Does the room come with bedsheets?	Learn
Zijn er vegetarische restaurants in de buurt?	Are there any vegetarian restaurants here?	Learn
Zijn faam als recensent werd almaar groter.	His fame as a reviewer continued to grow.	Learn
zijn favoriete kleur	his favourite colour	Learn
zijn favoriete kleur is blauw	his favorite color is blue	Learn
zijn flesgroene pak	his bottle green suit	Learn
zijn fraaie kop	his beautiful head	Learn
Zijn functie vereist veel verantwoordelijkheid.	His job requires a lot of responsibility.	Learn
zijn gedachtegang	his train of thought	Learn
zijn gerafelde kussensloop	his frayed pillowcase	Learn
Zijn gezicht glom van opwinding.	His face glowed with excitement.	Learn
zijn glans	his shine	Learn