Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (675) B (1039) C (170) D (3701) E (1153) F (186) G (844) H (2047) I (1131) J (256) K (711) L (427) M (662) N (378) O (752) P (490) Q (2) R (354) S (1031) T (1023) U (180) V (1190) W (978) X (3) Y (88) Z (839)

Dutch	English	Learn
de staf	the staff	Learn
de stagiair	the intern	Learn
de stalen	the samples	Learn
de stapels	the piles	Learn
de staten	the states	Learn
De statistische analyse onthulde enkele interessante afwijkingen in de resultaten.	The statistical analysis revealed some interesting deviations in the results.	Learn
de steden	the cities	Learn
de steekpartij	the stabbing	Learn
de steen	the stone	Learn
de steenkool	the coal	Learn
de steenkoolcentrales	the coal-fired power stations	Learn
de stelling	the scaffolding	Learn
de stem	the vote	Learn
de stem	the voice	Learn
de stembus	the ballot box	Learn
de stemmen	the voices	Learn
de stemmen van de kinderen niet doen verstommen	don’t silence the voices of the children	Learn
de stemming	the mood	Learn
de stenen	the stones	Learn
de stenen deuren	the stone doors	Learn
de stenen trap	the stone staircase	Learn
de sterren	the stars	Learn
de stewardess	the flight attendant	Learn
de stieffamilie	the stepfamily	Learn
de stier	the bull	Learn
De stijgende kosten om de uitbating te garanderen, worden niet gecompenseerd door stijgende inkomsten.	The rising costs of guaranteeing operation are not compensated by rising income.	Learn
de stijl	the style	Learn
de stilte	the silence	Learn
de stoel	the chair	Learn
de stoelen	the chairs	Learn
de stofzuiger	the vacuum cleaner	Learn
de stok	the stick	Learn
de stoom	the steam	Learn
De stoom was verschroeiend.	The steam was scalding.	Learn
de storing	the malfunction	Learn
De storing op onze website is verholpen.	The malfunction on our website has been resolved.	Learn