Dutch-English Dictionary - A

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (675) B (1039) C (170) D (3701) E (1153) F (186) G (844) H (2047) I (1131) J (256) K (711) L (427) M (662) N (378) O (752) P (490) Q (2) R (354) S (1031) T (1023) U (180) V (1190) W (978) X (3) Y (88) Z (839)

Dutch	English	Learn
afwas	washing up	Learn
afweer	defence	Learn
afwegingen	tradeoffs	Learn
afwerken	to finish off	Learn
afwerking	finish	Learn
afwezig	absent	Learn
afwezigheid	absence	Learn
afwijkend	deviant	Learn
afwijking	deviation	Learn
afwijkingen	differences	Learn
afwijzen	to reject	Learn
afwijzing	rejection	Learn
Afwijzing doet pijn.	Rejection hurts.	Learn
afzet	sales	Learn
afzetmarkt	sales market	Learn
afzetten	to deposit	Learn
agent	agent	Learn
agent	police officer	Learn
agenten	officers	Learn
agressief	aggressive	Learn
aids	aids	Learn
ajuinen	onions	Learn
akelig	awful	Learn
akker	crop field	Learn
akkoord	agreement	Learn
akkoord over tolheffing op Duitse snelwegen	agreement on toll on German motorways	Learn
akkoord zijn op	to agree on	Learn
Akkoord, zolang het niet begint te waaien.	Agreed, as long as the wind doesn't start blowing.	Learn
al	already; though	Learn
al	all	Learn
Al de ramen waren helder verlicht, en het rook heerlijk naar ganzengebraad	Lights were shining from every window, and there was a savory smell of roast goose,	Learn
Al de ramen waren helder verlicht, en het rook heerlijk naar ganzengebraad; want het was oudejaarsavond.	All the windows were brightly lit, and it smelled wonderfully of goose roast; because it was New Years Eve.	Learn
Al die inspanningen waren tevergeefs.	All those efforts came to nothing.	Learn
al die riante salarissen	all those generous salaries	Learn
Al die tijd (lied)	All that time (song)	Learn
al die tijd schrijf ik in krijt	all that time I write in chalk	Learn