Dutch-English Dictionary - A

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (675) B (1039) C (170) D (3701) E (1153) F (186) G (844) H (2047) I (1131) J (256) K (711) L (427) M (662) N (378) O (752) P (490) Q (2) R (354) S (1031) T (1023) U (180) V (1190) W (978) X (3) Y (88) Z (839)

Dutch	English	Learn
alle vlammen	all the flames	Learn
allebei	both	Learn
alleen	only; alone	Learn
Alleen de waarheid is schoon.	Nothing is beautiful but the truth.	Learn
alleen jij	only you	Learn
alleen kinderen	only children	Learn
allemaal	all; all of them	Learn
allen	everybody	Learn
aller	most	Learn
allergie	allergy	Learn
allergisch	allergic	Learn
allergische	allergic (long form)	Learn
Allerheiligen	All Saints’ Day	Learn
allerlei	all kinds of	Learn
allerlei fruit	all sorts of fruit	Learn
allerliefst	sweetest	Learn
allersaaiste	most boring ever	Learn
alles	everything	Learn
Alles bij elkaar!	All together!	Learn
Alles is gereed.	Everything is ready.	Learn
Alles kits?	Everything ok?	Learn
alles-of-niets	all or nothing	Learn
alliantie	alliance	Learn
almaar	all the more	Learn
alomvattend	comprehensive	Learn
Alpen	Alps	Learn
als	when; if	Learn
als	as	Learn
Als de dwaas zwijgt, kan men hem voor wijs houden.	When a fool is silent, he may be considered wise.	Learn
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.	When the cat’s away, the mice will play.	Learn
Als de vos de passie preekt, boer, let op uw kippen.	When the fox is preaching the Passion, farmer, watch out for your chickens.	Learn
als de zevende koning der Belgen	as the seventh king of the Belgians	Learn
als een adelaar	like an eagle	Learn
als een leien dakje	smoothly	Learn
Als God niet bestond, zouden we hem moeten verzinnen.	If God did not exist, we’d have to invent him.	Learn
als het maar de vergunning kon krijgen, om in het riet te liggen	if only it could get the permit to lie in the reeds	Learn